COLUMN - Welgeteld één jaar is het ondertussen. Eén jaar reeds van mondmaskers en halve gezichten. 365 ellenlange dagen dat we thuis en zonder werk zitten in die vermaledijde beurs- en eventsector.
De literaire vrijheid die ik me hier veroorloof door te stellen dat we permanent thuis gekluisterd zitten loopt ietwat mank; dat komt wel vaker voor met literaire vrijheden waarvan je het op je heupen krijgt. Natuurlijk kwamen we al eens buiten. Om een essentiële verplaatsing naar mijn 85-jarige moeder te rechtvaardigen bijvoorbeeld. Om de gedwee bestelde voedings- en overlevingsmiddelen bij de collect & go’s van deze wereld of het Valentijnsdiner bij het lokale restaurant te take-awayen. Of om te wandelen, het nieuwe hoogtepunt van de dag. Zijn populariteit dankt het wandelen enkel aan het feit dat het zowat het enige is dat nog mag. Ik haat wandelen overigens. Althans als het nergens toe leidt. Als het dus geen “wandelen naar” is, maar gewoon doelloos rondjes lopen, zoals nu, waarbij ik ondertussen bijna elk grassprietje uit mijn buurt bij naam ken.
Terug naar dat verjaardagskaarsje nu. Geen nood, ik hoef geen taart. Feesten is er sowieso niet bij in dit annus horribilis en de coronakilo’s kleven nu reeds zichtbaar aan mijn lijf. Kaarsjes uitblazen is bovendien verdomd moeilijk met dat mondmasker.
Een jaar in een harde notedop: Eerst was er de algehele lockdown vanaf vrijdag de dertiende (als dat geen omen was …). Oorspronkelijk dacht ik nog dat we na enkele weken dat griepje wel zouden getemd hebben en konden overgaan naar business as usual. Ons beursseizoen zou dan wel grotendeels voorbij zijn, maar ergens in mei konden we zeker weer aan het werk. Maar het werd zomer en deze keer niet zo ontluisterend als die van Rob De Nijs. September begon veelbelovend. Beurzen mochten dan wel, maar ze waren quasi allemaal geannuleerd. Een dikke maand later was het alweer van dattem. Een nieuwe lockdown. Een zogeheten intelligente deze keer. Alle hoop werd gevestigd op het nieuwe jaar, maar toen het Autosalon de handdoek in de ring gooide, wisten we dat het wachten zou worden tot de lente. Daar zijn we nu. Een jaar later, maar we kijken ook nu al weer halsreikend uit naar mei. Of wordt het al bij al toch september? Wie zal het zeggen? En vooral, wanneer zal men het zeggen?
Er waren tijden dat ik vastgekluisterd vol spanning zat te kijken naar de persconferenties na een overlegcomité om uit elk woord een sprankeltje perspectief te zuigen. Nu begint elk overlegcomité meer en meer op de grote Geloof, Hoop en Liefde show te lijken met kanselpreken over “we hebben het virus bij het nekvel, we zijn er bijna, nog even moed- en volhouden, op de tanden bijten en solidair zijn met de meest kwetsbaren”. Je zou haast nostalgisch verlangen naar de hilarische powerpointpresentaties...
Het was dan ook druk de laatste weken bij Bpost. Niet met pakjes deze keer, maar met een waterval aan open brieven. De jongeren, de horeca, de cultuur, de fitnesscentra, de contactberoepen, … zowat iedereen passeerde de revue met hun respectievelijke pleidooien – of moet ik zeggen smeekbedes - voor versoepelingen. En indien geen versoepelingen dan toch op zijn minst een datum waarop ze weer mogen doen wat ze een jaar geleden elke dag gewoon deden: werken.
In een sector die A als niet essentieel wordt weggezet en B geen perspectief heeft, worden de mensen moedeloos en boos. Zonder perspectief en hoop sta je dagelijks ontmoedigd op, begin je aan jezelf te twijfelen en daalt je zelfwaarde onder het vriespunt. Misschien tot aan -70° waar het Pfizer vaccin wordt koel gehouden. Met onzekerheid valt dan misschien nog net iets makkelijker te leven dan met ontgoocheling, maar het gebrek aan perspectief is moordend. Boos en verbitterd word je als anderen zich niet aan de regels houden terwijl je weet dat de naleving van diezelfde regels de snelheid van jouw sectorheropstart in grote mate bepaalt. Trouwens, het zogenaamd niet-essentiële blijkt vaak onmisbaar, beweert de achterzijnurenfilosoof in mij.
Het mag dan wel heel nobel zijn om de eeuwige positivist uit te hangen en te scanderen dat we “allemaal in hetzelfde schuitje zitten, maar dankzij onze veerkracht we ons hier als 1 team van 11 miljoen door zullen slaan.” Ik was nooit zo’n positivo, moet ik bekennen; mijn glas is steeds halfleeg (maar ik steek dat stevig alcoholgebruik nu gemakkelijkheidshalve op corona terwijl ik mij anderzijds laaf aan de oud Romeinse wetenschap dat in wijn de waarheid ligt). Vooreerst is het een drogreden te stellen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Het klopt dat we met z’n allen de pandemie over ons uitgestort kregen, maar niet iedereen wordt er op dezelfde manier door getroffen. Los van het gezondheidsaspect (de ene krijgt het, de andere niet of mild) zijn er mensen die geen job of zaak meer hebben, zijn er die reeds een jaar technisch werkloos zijn en zwaar inkomensverlies lijden. Maar er zijn er ook die zoomvergaderingen moeten bijwonen en dat o zo lastig en vermoeiend vinden, maar op het einde van de maand evenveel verdienen als voorheen. Er zijn wel degelijk gradaties in onheil en welzijn. Voor sommigen is dat zelfde schuitje een cruiseschip voor anderen een lekkend bootje zonder roeispanen.
Al mogen we van virologen niet meer zeuren en dienen we verplicht positief te blijven, toch ben ik helemaal niet zo positief gestemd als ik de waslijst aan manko’s overschouw die onze diverse overheden zich het afgelopen jaar hebben gepermitteerd. Het leest als een blunderboek, een echte Belgenmop. Het is nooit duidelijk wiens fout het is, maar dat het fout loopt daar is iedereen het over eens. Dat positieve is uit mij gezogen door de bloedzuiger die corona heet. Het vat met optimisme is leeggelopen zoals die soupape tijdens de laatste beklimming van de eerste voorjaarsklassiekers die – ook zij – zonder volk moeten doorgaan.
De overheidsinstanties, de politieke kabinetten en hooggeplaatste mandatarissen, die we met de beursfederatie virtueel afgaan op onze bedeltocht, raden onze sector aan “om in winterslaap te gaan” alsof de vaste kosten daarmee weggetoverd worden. Alsof we door de ogen te sluiten en stil te liggen de realiteit om ons heen doen verdwijnen. Zoals Mathot die beweerde dat het begrotingstekort vanzelf gekomen was en dus vanzelf wel weer zou weggaan. Vraag blijft dan natuurlijk wel door wie we uit die winterslaap zullen wakker gekust worden. Als het dan toch een politicus moet zijn durf ik oprecht hopen dat dit een binnenlandse aangelegenheid is en geen zaak voor volksgezondheid...
We mogen wel onze lege venues omkleden tot vaccinatiecentra – en, begrijp me niet verkeerd, we zijn al blij dat ons bestaansrecht en organisatorische skills in deze naar waarde worden geschat – met 5000 bezoekers per dag (die we op dit moment verre van halen maar daarvoor verwijs ik naar het nog te verschijnen blunderboek). Maar beurzen met datzelfde aantal aanwezigen mogen vooralsnog niet. 5000 per hal per dag, dat is al een uit de kluiten gewassen beurs … Een Autosalon, een Batibouw mag niet, maar dit “Salon van de Hoop” – zoals ik een vaccinatiecentrum dan maar even poëtisch omschrijf - mag wel.
Ik weet dat het intellectueel oneerlijk is, en tegelijkertijd onrechtvaardig, om sectoren te vergelijken. Maar wanneer op 1 mei de Dag van de Arbeid wordt ingeruild voor de Dag van de Horeca, dan draaien zij diezelfde dag reeds omzet. Quasi onmiddellijk nadat het vat wordt aangesloten, stroomt er niet alleen bier in de glazen maar ook geld in de kassa. Bij onze beurzen is dat jammer genoeg niet zo. Die organisator moet eerst zijn exposanten opnieuw warm krijgen en dat valt niet mee in deze onzekere tijden. Dat enthousiasme tot deelnemen zit blijkbaar ook daar waar Pfizer zijn vaccin bewaart. En zolang de overheid die verlossende datum niet vrijgeeft hebben we mooi zeggen dat het veilig kan. Ik vrees dus dat onze sector pas na anderhalf jaar – indien corona ook jouw denk- en rekenvermogen heeft aangetast, dat zijn 18 maanden of 77 weken of 534 dagen – zijn “herfst van de vrijheid” zal beleven. De tijd van een gemiddelde regeringsvorming in België, zeg maar...
Maar wat, tot slot, omdat dit gezeur toch ergens moet stoppen, wat is het verschil tussen een Ikea en een beurs? Wat is het onderscheid tussen een shoppingcenter en een beurs? Beurzen vallen, net als retail, onder het handelsprotocol met zijn mondmaskerplicht, alcoholgel, 1 bezoeker per 10 m², ... Kan iemand mij dan één goede reden geven waarom wij dan zoveel langer moeten wachten? Waarom wij het eerst moesten sluiten en het laatst weer open zullen gaan?