Hoe slim je stem gebruiken bij presentaties en speeches?

Hoe gebruik je je stem op een correcte manier? Waar leg je klemtonen om je boodschap sterker over te brengen? En is uitspraak echt zo belangrijk? Kevin praat erover met Christel Lacroix, al meer dan 30 jaar de stemcoach en logopediste van schermgezichten bij de VRT. 

Reageer op deze tv aflevering

Heb je al een account op eventplanner.be? Meld je aan
Heb je nog geen account? Schrijf je comment hieronder:

Ook beschikbaar als podcast:

Ook via podcast:

Listen on Google PodcastsListen on Apple PodcastsListen on Shopify

Transcript

Dag Christel, welkom in de studio.


Hoi, Kevin.


Jij hebt het boek geschreven: Goed Gestemd. Gaat over het gebruik van stem, mooie uitspraak intonatie en zo verder. Laten we starten met: waarom is dat stemgebruik zo belangrijk?


We zitten ook op evenementen. Daar zijn sprekers, daar zijn presentatoren. Ik denk dat veel mensen eigenlijk nooit hebben begrepen hoe belangrijk je stem is. Maar dat Corona het ons wel geleerd heeft. En dat klinkt misschien wat vreemd.


Maar we hebben allemaal Zoom, Teams, weet ik wat allemaal gedaan. We hebben ook heel veel dingen gedaan met mondkapjes. Of face shields zelfs. Wat nog erger was. En ja, ik weet het, de computer, dat is een heel indringend geval. Maar we merkten ook allemaal hoe moe we werden van die Teams-vergaderingen. Een gewone vergadering...


Oké, misschien hebben we daar wel teveel gebabbeld of dit of dat. Maar dat was minder vermoeiend dan die Teams of Zoom of weet ik wat. En dat heeft te maken, natuurlijk, puur met je stem. Want plots krijg je een vergadering....


Vijf, zes, tien man.


En je moet die overtuigen zonder lichaamstaal. Zonder iets anders. Dus enkel en alleen met je stem. En je ziet dan alleen nog maar zo'n kopje. En jij moet het weer doen met je stem. En wat iedereen gemerkt heeft is dat we veel meer gaan praten. Veel meer nadrukken. Proberen het uit te leggen. Nog vriendelijker. En dat heeft heel, heel veel consequenties gehad op die stem. Dus hoe beter je dan op dat moment die stem gebruikt, hoe langer je kon vergaderen. Of hoe meer Zoom of weet ik wat je kon doen.


En dat hebben leerkrachten gehad. Alles van HR. Alles wat communiceert. Bankwezen. Noem het op. We hebben dat allemaal moeten doen. En daar hebben heel veel mensen geleerd om, los van de frustratie van het mondkapje dat sowieso al de helft weg doet...


Dat is logisch, hé?


Dat is moeilijk, ja.


Maar dat had je niet met Zoom. Dan hadden we geen mondkapjes. En toch waren we dubbel zo moe. Puur omdat we onze stem veel intensiever, veel zwaarder gebruikten dan we ervoor deden.


De kijkers en de luisteraars mogen dat weten: jij hebt mij jaren geleden, toen ik met dit programma begon, geholpen. In uitspraak. En één van de eerste dingen die ik van jou geleerd heb, is dat er zoiets bestaat als je stem fout gebruiken.


Ja. Een stem is een spier. En net zoals je uw beenspieren verkeerd kunt gebruiken...

Gaan lopen met hoge hakken...


Ik denk niet dat dat de beste manier is om een marathon te winnen. Er zijn er die dat doen maar bon. Zo kan je die kleine spier...


En ik vergelijk die heel dikwijls van grootte met mijn nagel. En dat is het. Dus dat is een minispiertje. Waar je alles mee moet doen. Zowel je timbre, je manier van praten, je overtuiging. Je probeert daar heel veel dingen mee te combineren. En dat maakt eigenlijk dat je die spier ook verkeerd kunt gebruiken.


Het begint eigenlijk al met: waar zet je de kracht? Als ik mijn mond dichtdoe, dan kan ik alleen maar hier extra kracht zetten om me toch verstaanbaar te maken. Dus hoe opener je praat, hoe meer mijn geluid eruit kan komen. Maar ik kan ook met dat geluid iets doen. Ik kan dat geluid helemaal vooraan plaatsen. Ik kan dat helemaal in mijn keel plaatsen. Maar als ik de hele tijd zo een Zoom-meeting doe, ja, je voelt direct dat dat een heel andere dynamiek gaat geven. Nu, los van de dynamiek, doet dat natuurlijk ook heel veel op die stembanden. De lucht komt vanuit je longen. Oké, beter zou zijn dat je het middenrif gebruikt. Een heel grote spier die heel je stem kan ondersteunen. Maar los daarvan, komt het uit je longen. De lucht wil naar daar. Dus de stembanden willen ook deze beweging doen. Als jij zegt: ik ga alles tegenhouden, ja, dan duw je eigenlijk die stembanden terug. Ja, dan worden die zo krom als maar kan. En dat voel je. En het is die foute beweging...


Voor één keertje maakt dat niet uit. Maar als je dat zo een hele dag doet, dan gaat dat wel invloed hebben.


Hetzelfde met dat open praten. Gesloten praten maakt niet uit. Maar als je dat de hele dag doet en je versterkt dan hier alles, dan ga je eigenlijk je...


Zoals je handen, hé. Je gaat die eigenlijk, in plaats van mooi soepel te laten bewegen, ga je ze tegen elkaar duwen. Nu, dan kan je je inbeelden dat je hier eelt krijgt.


Ja, als je dat heel de dag doet...


Voilà. Maar eelt werkt niet meer soepel. Een spier die niet soepel werkt, die gaat stijf worden.


Oké, stembanden kunnen niet stijf worden. Bij ons worden dat dan stembandknobbels en zo voort. Maar dat maakt het. En hoe moet ik dan nog...


Als er zoveel foute bewegingen zijn, hoe moet ik dan nog de juiste klemtonen geven? De juiste dynamiek geven. Enthousiasme overbrengen. En dan spreek ik niet over de woordenschat.


Dan spreek ik echt over: hoe klinkt mijn stem? Gaat die heel de tijd zo saai klinken, dat niemand mij meer gelooft? Of ga ik toch dit gaan doen? Want dan moet je heel soepel werken. Dus ja, je kan je stem foutief gebruiken.


Eén van de dingen die mij het meest is bijgebleven, altijd, is het leggen van klemtonen. In zinnen. En intonatie. Hoe zou je dat belang daarvan kunnen onderstrepen?


Ik ga terug naar onze Zoom-meetings. Ik denk dat iedereen daar, in het begin, bijna gaan roepen is om te overtuigen van: ja, ik heb iets. En dat zijn eigenlijk klemtonen. Je moet niet roepen. Je moet de juiste woorden benadrukken. En dat is soms heel moeilijk. Zeker als je iets voorbereidt. Zoals leerkrachten. Die moeten heel overtuigend...

Die moeten iets bijbrengen. Dus dan ga je heel duidelijk praten. Maar als ik zo tegen jou praat, dan voel je je precies terug in de kleuterklas.


Mute.


Voilà. Dus als je op ons niveau zit of in een ander niveau, dan is het de kunst om de juiste woorden eruit te halen. Zeg je: er is té veel televisie? Of: er is tevéél televisie. Of: er is teveel televisie. Dat zijn drie...

 

Dat wordt een heel andere zin, hé?


Voilà. En ik denk dat dat...


Het heeft, ten eerste, te maken met het standpunt dat je wil innemen. Maar ook wel eens met het idee van: denk eens na voor je iets zegt. En dat is een groot verschil als je met vrienden praat. Als ik met jou zou praten over, maakt me niet uit, en ik voel dat je niet helemaal mee bent...


Ja, je bent mijn vriend. Ten eerste ga jij me heel veel tijd geven om, eventueel, iets terug recht te zetten.


Of dat zelfs aangeven, van: Christel...


Ja, voilà. Maar met een zaal of met een pitch of met een kleine teamconferentie kan dat niet. Daar heb je dan een denkfout. Of daar gaat iemand zeggen: ja maar die gaat die richting uit. En ik wil dat niet. En die gaat tegen jou. Terwijl je dat misschien helemaal niet zo bedoelde. Dus dat maakt het, op het niveau van HR of communicatie, dat daar die klemtonen veel meer belang hebben. Omdat je de tijd niet krijgt. En ook niet de kans. Om zo een hele zaal te bevragen van: heb je wel begrepen wat ik eigenlijk wil zeggen? En dan zijn die klemtonen natuurlijk veel belangrijker. En dan...


Je ziet dat ook bij de grote wereldleiders. Als Biden iets zegt, of iemand anders zegt iets, en het komt niet goed over, dan komt daar een heel peloton aan. Dat zegt van: ho, hij bedoelde dit zo. Maar jij hebt dat niet met jouw pitch. Jij kan dat niet herstellen. Dus jij moet wel...


Jij moet niks maar het is beter als je er eens eerst over nadenkt.


Twee, de reden waarom ook elke journalist daarover nadenkt, is heel simpel: je bent professioneel. Je hebt een boodschap die je aan een bepaald publiek wilt brengen. Dus je bereidt dat voor. Wat mag je absoluut niet hebben? Dat is dat het afgelezen klinkt. Of dat het van buiten geleerd klinkt. Of, ja, het moet nog wel zijn wie jij bent.


Wel en dat vind ik nu net een mooi bruggetje naar het volgende stuk waar ik op terug wou komen. Ik hoor je zeggen: je moet erover nadenken. Dat betekent heel vaak ook dat je op voorhand gaat opschrijven. Wat je gaat brengen.


Absoluut, ja.


Schrijftaal is geen spreektaal.


Nee, daarom leren wij schrijven in spreektaal. Dus ik moet een heel deel van mijn tijd. - met heel veel plezier natuurlijk - spenderen of gebruiken om spreektaal te leren schrijven. Want: mócht u gisteren geweest zijn naar de winkel... Ja, nee, als het nodig is, ga naar de winkel.


En dat doet zoveel voor die communicatie maar dat doet zoveel voor je stem. Je gaat veel natuurlijker zijn, als je gewoon de dingen op jouw manier zegt. Dan dat je dat gaat: oh ja, wacht, hoe moest ik dat? Moeten we nu spreken of praten gebruiken?


En meestal gebruik ik daar een heel gemakkelijk trucje voor. Van: als je het niet zo zegt tegen je echtgenoot of tegen je mama, dan is het fout.

 

Wat mij heel erg geholpen heeft, is het ook gewoon luidop lezen. En niet alleen maar opschrijven en dan denken: ik lees het wel voor.


Nee, ik ben nog van de heel oude stempel. En wij hadden...


Onder andere op VRT was het toen nog de tijd dat we alles dicteerden. En wij hadden een fantastisch secretariaat, typistes en noem het op. Maar als die zeiden van: wat? Dan wisten we dat het sowieso fout was. En dat ging zowel over een staatshervorming, als over nu Oekraïne. Wij vertelden dat gewoon. En dat was ons kader. Waar we zeiden van: ja, als we het zo moeilijk uitleggen...


Ook al praat je tegen gelijkgezinden of van je zelfde vakkennis, dan nog moet het gewoon normale praat zijn. En niet van: kijk eens met wat ik voor woordenschat kan uitpakken. Dat is niet uw kennis. Uw kennis is wie je bent, wat je in je hebt. En niet moeilijke woordenschat. Dat is het niet.


Maar ook, zoals je zegt, dat het jouw woorden zijn.


Ja, natuurlijk. Natuurlijk.


Dat het niet plots iets is van: oh, hier is een speechschrijver aan de slag geweest.


Nee, natuurlijk. Nee. Daarom heeft...

Die grote...


Obama heeft een heel team, hé. Dat zijn tien, twintig mensen die voor hem schrijven. En die moeten schrijven in zijn stijl. De volgende president kan die dikwijls niet gebruiken. Niet omdat die niet goed zijn maar omdat je...


Ja, je kunt toch moeilijk een Trump en een Obama gaan vergelijken van spreekstijl.


Ik zou zelfs durven denken dat de eerste soms gebrek heeft aan schrijvers.


Nee maar dat is zo. Nee maar ook bij ons. Iedereen heeft zijn eigen stijl. En als je op radio, bijvoorbeeld, werkt, dan weet je op voorhand: oh ja, dat zal waarschijnlijk van die zijn. En je

weet al waar...


Want de ene gebruikt, bijvoorbeeld, om de vier woorden een komma. En de andere, die heeft bovenaan een hoofdletter en onderaan een punt. Maar dan leg je zelf wel je pauzes waar het goed of slecht is. Want iedereen legt pauzes. Uiteraard.


Maar die pauzes, die zijn niet onbelangrijk, hé? Want die bepalen ook weer heel erg hoe een boodschap overkomt.


Ja en daar zijn ook trends in, hé. Zo simpel is het.


Trends?


Natuurlijk. Men kon, vroeger, aankondigen, dat wij vanavond, naar een spannende film ging kijken. Beeldt u in dat we ooit naar een saaie film gingen kijken maar bon. Dit ritme zouden we gewoon, nu, niet meer nemen. En dat heeft ook te maken met: ja, we hebben heel veel mogelijkheden om aan van alle informatie te geraken. Dus hoe sneller die informatie is, ik zeg niet hoe sneller we praten, hoe minder we dat gaan doen. Zoveel pauzes zetten. Pauzes, kunnen, zeer belerend zijn. Dat is totaal een andere wereld, mijn wereld, dan bijvoorbeeld de wereld van toneel en theater. Daar zijn regisseurs. Dat is iemand die kijkt van: hier zou je even moeten pauzeren. Want daardoor...


In mijn wereld is dat niet. En in communicatiewerelden, in pitchwereld is dat niet zo. Dat is van: komaan.

 

Ja, alhoewel... Je zegt iets heel belangrijk. Je mag ook niet te snel praten.


Nee, voilà.


Want als ik supersnel ga beginnen praten, dan ben ik ook iedereen kwijt.


Nee, natuurlijk. Er zijn twee verschillen.


Je hebt, ten eerste, het spreektempo. Dat moet geregeld worden. Sowieso. Daar zijn normen voor. Heeft te maken met: hoe lang is een klinker? Hoe kom je rustig over maar toch nog dynamisch? Als, ik, zo, ga, praten, zijn, al, mijn, klanken, te, lang. Maar als ik ze zo doe dan is het geen maar hé. Dan is het een "a". Dat is de halve letter. Dat klopt ook niet. Dus daar zijn regels voor.


Het tweede is dan effectief: hoe traag praat je? En dat heeft heel dikwijls te maken met: welke groep heb je? Zijn dat mensen die, samen met jou, kunnen meedenken? Ja, dan kan dat tempo net iets hoger liggen. Dan het tempo dat je zou gebruiken bij mensen waar je weet van: niemand in deze zaal weet over wat ik het heb. Dan ga je automatisch wat rustiger. Maar dat is geen rocket science. Dat doe jij elke dag, elke minuut, zonder dat je dat ooit beseft. Want als jij gewoon...


Neem nu een avondfeestje. Wij zitten beiden in de communicatie. Mar mijn echtgenoot is een heel andere wereld. Jouw echtgenoot is ook een heel andere wereld. Dus, automatisch, als ik over mijn wereld praat tegen jou, gaat dat waarschijnlijk iets sneller gaan. Maar wij draaien ons naar ons eigen echtgenoot en wij gaan automatisch iets trager praten. Waarschijnlijk tegen onze eigen echtgenoot nog net iets sneller, dan tegen een vriend die we nooit zoveel zien.


Die onze stem en zo verder al gewend is.


Ja en die ook onze wereld al een beetje beter kennen. Dus wij doen dat zonder nadenken. Dat is iets wat je als kind leert. Oké, hier hebben we nuances. Want dat is niet meer dan een nuance. En iedereen voelt spontaan aan dat je op Karrewiet een ander tempo neemt dan in een Terzake of in De Afspraak. Dat voel je spontaan aan. Maar daar ben je mee opgegroeid. Dat is ook cultureel gebonden. Wat ik hier, in België, mag doen, zal daarom niet perfect zijn in Thailand of weet ik waar. Dus dat zijn dingen die je leert door de jaren heen. En waar je je eigenlijk...


Als je beseft: oké, ik moet info overbrengen, dan gaat dat tempo meestal wel.


Maar zelfs, hé... We hadden het net over: waar leg je klemtonen in zinnen en zo verder. Ik heb wel het idee, maar dat is mijn persoonlijke perceptie daarvan, dat, door daar meer bewust van te worden, het ook makkelijker wordt om dat in spreektaal en in een gewone conversatie te doen.


Uiteraard. Ja, dat is logisch, hé. Hoe meer je leert nadenken over: wat is het effect van iets? Hoe makkelijker je dat gaat toepassen. Dat kan niet anders. Je bent maar één persoon. Wat je leert, bij wijze van spreken, op straat, ga je ook in huis meenemen. En wat je in huis leert, ga je ook buiten het huis...


Maar gewoon om maar te zeggen: als je met het boek aan de slag gaat, en daar gaat het op een gegeven moment over klemtonen, ik vond dat soms echt moeilijk om dan te gaan bepalen: waar moet dan die klemtoon liggen om de juiste boodschap en zo verder... Dat was echt denkwerk bij sommige van die oefeningen. En ik ben dan toch blij te merken dat dat met de tijd vlotter en vlotter begint te gaan.


Dat is ook zo, hé. In het begin is alles...


Je moet plots van iets dat voor jou altijd normaal was of natuurlijk, moet je ineens gaan denken. En dat is heel vreemd. Maar dat is hetzelfde als van: oké, je krijgt een camera. Oei, hoe moet ik nu zitten? Hoe moet ik nu staan?


En nu gaan we plots heel kunstmatig praten.


Voilà. Iemand die nooit gewoon is om in een smoking rond te lopen, daar zie je dat soms aan. En dat zijn de dingen. Maar laat die daar een maand in lopen. En dan doe je dat, bij wijze van spreken, vanzelf. Op hakken leren lopen. Ofwel doe je dat speelsgewijze. En als je dat plots moet doen, gelieve dan even te oefenen. En dat is zo met het boek ook, hé. Daarom dat ik ook zoveel mogelijk praktische oefeningen heb gegeven en geen theorie.


Een laatste vraag, Christel. En ik ben bewust van het onderwerp weggebleven. Het gaat over de mooie uitspraak.


Er is maar één juiste.


Is er maar één juiste?


Ja.


Om heel eerlijk te zijn, dat is ook één van de moeilijkste. En ik stel me openlijk de vraag: wat is het belangrijkste in deze dingen? Want iemand die echt een plat "Antwaarps" accent heeft, om het zo maar eens even te zeggen... Het is niet gemakkelijk om daarvan af te geraken, hé?


Ik zeg altijd: er is geen enkel dialect moeilijker of minder moeilijk dan een ander. Alle dialecten zijn even moeilijk. Antwerpen heeft het misschien moeilijk met een scherpe "i". Of een "u". Of een "a". West-Vlaanderen met een "g" en een "h". En honderd andere dingen. Voor mij heeft het vooral met uw functie te maken en met wat je wilt doen. Ik ben...


En het klinkt misschien raar maar ik heb niets tegen dialecten. Mits je je stem goed gebruikt. Want je kan in je dialect ook je stem helemaal fout gebruiken. Gelukkig heeft een goed taalgebruik niets te maken met de taal die je spreekt. Of je nu een Chinees bent of iemand met zwarte stipjes en gele bolletjes, uw stembanden zien er hetzelfde uit. Dus stem kan je altijd goed gebruiken. Maar er heeft mij ooit iemand gevraagd: moeten we niet, eigenlijk, televisie maken in regionale taal? En toen heb ik gevraagd: maar wat is dan de juiste taal? Wat moet ik kiezen? Moet ik kiezen voor, en toen heb ik een Turks voorbeeld gebruikt, moet ik Istanboeliaans nemen of Ankarasiaans? Moet ik New Yorks nemen of is Texas goed? En daar begin je. En ik denk dat je, als je probeert standaardtaal...


En iedereen zal daar fouten maken. Maar ik denk: standaardtaal heeft nog altijd, voor mij, een heel grote vorm van respect voor elkaar. Het is zeker niet beter of niet slechter dan een dialect. Absoluut niet. Maar ik denk: als je in een bepaald praat, dat je soms mensen uitsluit. En uitsluiten lijkt mij niet...


Dat is nooit goed, nee.


Want, God, je kunt bijvoorbeeld, en dan zeg ik bijvoorbeeld, plat Genks praten. Maar gaat iedereen jou even goed begrijpen? Of gaat een deel mensen zeggen van: wat was dat? Of: hoe zat het?


Ook de nuances in de taal. Een scherpere klank of een minder scherpe klank kan in een ander dialect venijniger overkomen. Of minder venijnig overkomen. Maar als je al zoiets hebt van: "amai, die spreekt heel venijnig", dan luister je al niet meer naar mij. Dan ben je eerst bezig met te overwinnen, dat mijn klanken misschien venijnig zijn. Ik niet maar mijn klanken wel. En natuurlijk, als heel de regio daar die klanken heeft, moet niemand iets overwinnen.


We hebben allemaal ook connotaties daarbij. We hebben allemaal gedachten bij een bepaalde klank. De tweetonigheid. Je hebt het Limburgse, dat is een beetje trager, wat sappig. Sorry, Limburgers zijn niet trager dan iemand anders. Maar als je dat stapje al eerst moet overwinnen, voor je naar mijn boodschap luistert...


Ja maar ik denk... Je gaf in je antwoord als eerste aanzet: het hangt ook af van je rol en je functie. Ik denk dat je daar ook naartoe wilde. Ik denk dat dat ook voor een groot stuk klopt, hé?


Als ik een directeur ben van een Hasselts bedrijf en ik spreek mijn Hasseltse medewerkers toe, dan is het misschien minder belangrijk of ik dat nu in de standaardtaal of in het Hasselts doe. Dan wanneer ik een presentator ben van een nationaal evenement.


Voilà. Sowieso. Omdat je dan de regio's tegenover elkaar zet. Maar je hebt ook je functie, die daar ook nog bij komt. Wij leerden vroeger: als... En ik kom uit de medische sector, uiteraard. Je staat minstens, in functie, één niveau hoger dan uw patiënt. Je kan de beste chirurg zijn. De topchirurg. Maar als ik zo zeg: "allez, menneke, kgoan ekik morgen es efkes snijen, se".


Waarom lach je nu? Ik bedoel: dat heeft niks met je functie te maken. Niks met je kunnen. Maar je voelt dat het niet klopt. Dus ook die Hasseltse, die gaat, uiteraard, waarschijnlijk dialecter mogen praten. Of minder standaardtaal. Maar denken dat je meer geliefd bent, omdat je, per ongeluk, het dialect van de streek praat? Nee. Je blijft uiteindelijk de baas. En met een bepaalde functie komt ook iets.


Dat zou zijn alsof je, en ik heb er niks op tegen, maar van een baas verwacht je niet dat die in overall rondloopt, de hele dag. Dat die meehelpt? Ja. Maar je verwacht niet dat hij dat heeft. Je hebt werkkleding, je hebt andere kleding. Jij draagt ook bepaalde kleding. Waarom? Niet omdat je beter of slechter bent. Maar omdat het meer geschikt is. Ik kan mij niet inbeelden dat jij zo naar een huwelijksfeest gaat. Sorry, met alle respect voor...


Wat is er mis mee?


Versta je wat ik wil zeggen?


Natuurlijk, uiteraard.


Nu, als je dat doet, gewoon voor kleding, dat is ook wat je doet met taal. En natuurlijk, bij je vrienden ga je een andere taal gebruiken. Een andere woordenschat. Dialecter. Niet dialecter. Misschien andere dialecten gebruiken. Dan je professioneel doet. En hoe ruimer uw groep is waar je tegen moet praten, uiteraard hoe meer standaard. Als ik docent ben: "joa, ken ekik toch so gien les geven é"?


Moeilijk, ja.


Ik bedoel: dat voel je dat dat... Dan gaat iedereen spontaan zeggen van: nee. Maar mag daar nog een beetje... Ja, in mijn professie natuurlijk niet. Omdat ik professioneel niet over zou...


Maar natuurlijk mag daar nog ergens een vleugje zijn. Maar van een leerkracht verwacht je toch niet dat die plat dialect gaat praten?


Nee, absoluut. Christel, jouw boek, te koop in alle boekhandels. De betere, neem ik aan.


Online, uiteraard. Lannoo en zo voort en zo verder. Zoals overal, hé.


Absoluut een aanrader.


En de Standaard.


Christel, bedankt voor je komst naar de studio.


Dank je dat ik er mocht zijn.


En u, beste kijker, bedankt voor het kijken en alweer tot volgende week.

Advertenties