DNA van een geslaagd panel

Wat maakt dat een panelgesprek op je evenement tot een succes of net een mislukking wordt. Jan-Jaap ontrafelt DNA van een geslaagd panel.

Reageer op deze tv aflevering

Heb je al een account op eventplanner.be? Meld je aan
Heb je nog geen account? Schrijf je comment hieronder:

Ook beschikbaar als podcast:

Ook via podcast:

Listen on Google PodcastsListen on Apple PodcastsListen on Shopify

Transcript

Wat maakt dat een panelgesprek op je evenement tot een succes of net een mislukking wordt. Jan-Jaap ontrafelt DNA van een geslaagd panel.

 

Dag-Jaap, welkom in de studio.

 

Hoi.

 

Vandaag gaan we het hebben panels, paneldiscussies. Dat loopt niet altijd heel goed.

 

Het understatement van het jaar, Kevin.

 

Oké, waar beginnen we. Als je een ideaal panel wil samenstellen, op hoeveel mensen zit je dan?

 

Ik zeg altijd, drie. Twee is geen panel, dat is een duo-interview, drie is een panel. Als ze een pistool op je hoofd zitten, vier. En dan heb je echt het maximum te pakken.

 

En waarom is via het maximum? Want meestal zie je er vijf, of zelfs zes.

 

Ik ben wel eens gevraagd voor een panel van twaalf mensen. Toen heb ik ook, nee, dank je, gezegd. Weet je wat het is, als je groter gaat dan vier, leert de ervaring, kunnen er twee dingen gebeuren. Ofwel mensen gaan vechten voor hun plek. En dat betekent dat ze heel hinderlijk steeds het woord gaan nemen, omdat ze per se hun verhaal kwijt willen en bang zijn dat ze niet de tijd gaan krijgen. Een angst die terecht is, want met twaalf man in een panel heeft iedereen maar heel weinig tijd. Dat is de ene kant van de zaak, dus mensen gaan elkaar bevechten. De andere optie is, er zitten ook altijd mensen in een panel die het opgeven. Dus die besluiten op een gegeven moment, ik kom toch niet meer aan de beurt, en die doen dit. En dat is geen prettig plaatje. Want dan zit er dus iemand half te slapen, of soms twee, in je panel. Als je het uit gaat proberen, merk je dat de interactie binnen een panel, en de levendigheid van het panel, en de compleetheid van de inhoud, enzovoort, alles, valt het best op zijn plek als je drie, maximaal vier mensen, aanhoudt. Als je per se meer mensen kwijt wil - wat soms gebeurt - probeer dan creatief na te denken. Probeer dan een panel in tweeën te splitsen. Probeer een of twee stoelen te hebben die steeds wisselen van wie erop zitten.

 

Dat is ook wel leuk.

 

Ja. Wat ik wel eens gedaan heb is, een panel met een aantal mensen, en had ik aan de andere kant van het podium een separaat zitje, en eens in de zoveel tijd mocht er iemand uit het panel even alleen met mij mee. En dan deden we even een een-op-eengesprekje. En dan gingen we terug naar het panel. Dan ga je de spelen met de vorm waardoor je meer mensen kwijt kunt in het format. Maar het basispanel: drie, maximaal vier mensen.

 

Drie maximaal vier. En wie moeten dat dan zijn? Hoe maak je de selectie? Nou ja, het begint al met het feit dat je een selectie maakt. Want het panel is een beetje het afvoerputje van het gemiddelde congres. Iedereen die wij over hebben, die om wat voor reden dan ook op het podium moet, maar die we eigenlijk in het programma niet kwijt kunnen: laten we hem in het panel zetten. Daarom worden die panels ook zo groot. Want dan moet de directeur en de wethouder en die en dat… Dat is geen goede reden voor een panel. Als je kijkt naar je programma, zorg dat je panel een goeie reden heeft, een duidelijk doel. Op het moment dat je weet wat het doel van het panel is, kun je gaan nadenken, wie dragen daar dan aan bij. En ga dan op inhoud casten. En dan kunnen er twee dingen zijn. Dan kan het dus zijn dat je bijvoorbeeld iemand hebt die voor is, iemand die tegen is, en iemand die onderzoek heeft gedaan. Dan heb je meer een discussie. Het kan ook zijn dat je drie stakeholders hebt, die ieder vanuit hun eigen optiek naar hetzelfde probleem kijken. Dan is het geen discussie, maar dan is het een gesprek. En dan kan het bijvoorbeeld zijn: consument-producent-overheid. Of: onderwijsinstellingen-ouders-leerlingen. Drie verschillende optieken op het zelfde probleem.

 

En ga je alleen maar inhoudelijk kijken of ga je ook naar de persoonlijkheden van die mensen kijken?

 

Ja nee, graag. Want drie Jan-Jaaps in één panel, of drie Kevins in één panel…

 

Dat gaat saai worden.

 

Ja. Is niet opvolgbaar. Als drie keer ik, dan zitten we alleen maar door elkaar heen te tetteren en dan is er geen touw meer aan vast te knopen. Dus wat ik altijd probeer bij de samenstelling van een panel, eerst kijken welke inhoudstypes je nodig hebt. En dan kijken, als we dan drie mensen hebben die tegen zijn om uit te kiezen, laten we dan iemand kiezen die qua persoonlijkheid anders is dan degene die voor is. Zorg dat je iemand hebt die wat beter overdacht is. Zorg dat je een lekkere stoker erbij hebt zitten. En vertel die mensen ook dat je ze daarom vraagt.

 

Maar ga je dan niet onbewust het gesprek in een bepaalde richting duwen? Als je bijvoorbeeld een heel hevige tegenstander kiest en daar een introverte voorstander naast zet, loop je dan niet het risico dat je aan het sturen bent?

 

Je moet er goed over nadenken wat het effect daarvan is. Ben ik absoluut met je eens. Maar het is ook een misvatting dat de enthousiaste schreeuwer meer invloed zou hebben dan de rustige denker. Vaak zijn rustige denkers, mensen die veel beter overkomen. Dus je worstelt ook weer met aannames. Ik ben het met je eens, maar begin bij erover nadenken. Wat is mijn doel, wie heb ik nodig, wat voor types heb ik nodig om dat doel te bereiken inhoudelijk, en wat voor types mensen zou ik leuk vinden om in mijn panel te hebben. Dan stel je een goed panel samen.

 

Nu, je hebt je panel samengesteld, een heel belangrijk deel van een paneldiscussie is natuurlijk ook die gespreksleider die aan de andere kant staat.

 

Ja, dat klopt.

 

Hoe ziet die zijn rol dan en hoe selecteer je die? Wat vooral belangrijk is… Dat klinkt misschien heel gek, als je een goeie gespreksleider neerzet, die dit weet wat we nu allemaal besproken hebben - dan komt de inhoud goed. Maar wat je heel vaak ziet is dat gespreksleiders, die niet bekend zijn met panels, of dat niet goed kunnen, al beginnen met de fout om bijvoorbeeld te gaan zitten. Ik vind, je wil ook interactie met je publiek. Ik vind, je wil op verschillende manieren naar het panel kunnen kijken. Als hier drie mensen op een rij zitten, en jij praat, dan wil ik om kunnen lopen naar de andere kant , zodat ik deze twee in een gezicht kan kijken. Dan kan ik namelijk zien, als zij doen wat jij nu doet, knikken, en kan ik daar op reageren.

 

Van: je knikt, dus wat denk je?

 

Ja. Door dat soort dingen laat je ze ook merken, dat je wil dat ze op elkaar gaan reageren. Positie is daarin heel belangrijk. Als je dus in het midden zit, dan kun je wel die kant op kijken, maar dan zie je niet wat er achter je rug gebeurt. Door te staan en te lopen, kun je rondkijken, en kun je dus aan de slag met het laten interacteren van het panel. Want wat je bij een panel ook heel vaak ziet, is dat het eigenlijk drie interviews op rij zijn. Eerst mag panellid 1. lekker twee minuten uitweiden, en die andere twee zitten er voor joker bij. En daarna mag panellid 2. lekker twee, drie minuten uitweiden, en dan zitten er weer twee voor joker bij. Als je drie losse interviews wil doen, heel goed, doen, maar zet ze dan niet tegelijk op het podium. De reden om een panel te doen is dat je die mensen op elkaar wil laten reageren. En daar speelt de gespreksleider een belangrijke rol in, want die gaat dat dus aanzwengelen. Die gaat halverwege jou betoog zeggen: maar nu zie ik hem heel heftig nee knikken, ben je het er niet mee eens? Of die gaat zeggen: ja, jij zegt het, maar volgens mij is het voor consumenten anders, toch? En dan merken ze dat ze op elkaar geacht worden te reageren. En dan zie je heel vaak dat bij allemaal ineens de lichtjes in de ogen aan gaan, want dan gaan ze het leuk vinden. En dan gaan ze op een gegeven moment dit doen, als ze willen invallen. En dan weet je dat je panel op gang is.

 

Ja, dat ze alert zijn. Want ze weten dat je elk moment bij hen kan komen.

 

Ja. Maar ze willen dan ook gaan reageren, weet je. En dan wordt het dus leuker om naar te kijken, inhoudelijk beter, en dus heeft het publiek meer aan. Op momenten dat je panel op gang is, dat je merkt dat die lekker op elkaar gaan reageren, dan is het moment gekomen dat ik vind dat je als gespreksleider zoveel mogelijk publiek erbij moet gaan betrekken. En dat betekent dat je hen ook eens een vraag gaat stellen. En met hun antwoord, weer terug naar het panel gaat. Of als iemand in het panel iets beweert, “iedereen is het met me eens dat”: draai naar het publiek en ga even checken.

 

“Zijn jullie het ook eens?”

 

“Zijn jullie het daarmee eens? Zijn er redenen om misschien niet te doen wat hij zegt? “ En dan krijg je een gesprek waar ineens het publiek het vierde panellid wordt. En dan kom je uit op een punt dat zij actiever betrokken zijn, en dus ook beter gaan luisteren naar wat hier gebeurt, en beter in ze opnemen wat hier gebeurt - ik weet het uit ervaring, ik heb het zelf gedaan, ik heb het collega's zien doen – dan kom je op een punt dat het panel niet meer het slechtst uitgevoerde, meest saaie onderdeel is van een congres, maar ineens het onderdeel kan zijn waarin iedereen, allemaal met elkaar, in gesprek is en waarin fantastische dingen gebeuren. En dan heb je een goed panel.

 

Oké, dan gaan we zulke panels organiseren Jan-Jaap. Dank je wel voor je komst naar de studio. En u beste kijker, bedankt voor het kijken, en alweer tot volgende week.

Advertenties